Deze Sacre zorgt niet voor een schandaal. Het duurt zelfs even voor ze op gang is gekomen.

 all photos by Stephane Tasse

Door Lisa Reinheimer

Als Nijinksy nu had geleefd, dan was hij ongetwijfeld als een blok gevallen voor het Urban vocabulaire. Technisch, brutaal, sexy. Het Franse gezelschap Chute Libre brengt een ode aan zijn schandaalstuk Le Sacre du Printemps.

Of eigenlijk het schandaalstuk van Igor Stravinsky, wiens idee het was om muziek te schrijven over een primitieve Russische cultuur en hun lenteritueel. Diaghilev de grote man van Ballets Russes zag hier wel wat in. In 1912 had hij zijn sterdanser Nijinksy al laten choreograferen (Le Faune 1912), waardoor zijn vaste choreograaf Fokine (o.a. De Vuurvogel) opstapte. Nu moest Nijinsky het tweedelig ballet Le Sacre du Printemps choreograferen. Het eerste deel is de aanbidding van de aarde, het tweede het offer van een uitverkoren maagd die zich dood danst voor de zonnegod.

 

Een zacht trillende beat, verleidelijk fluitende vogeltjes. De klank van de lente. De dansers maken zich klaar voor hun sociale entree. Midden achter staat een tafel klaar, stoelen rond het speelvlak en lampen op een statief. Twee dansers komen naar beneden vanaf de tribune en beginnen de lampen te verslepen. Een diepe beat dreunt nu en dan dreigend en laat alles beven.

Dan kan het grote aftasten en verleiden beginnen. Dat moment dat je binnenloopt op een feestje dat nog niet helemaal op gang is. Waar iedereen zijn pose en plaats nog moet vinden. En dat duurt even. Want wie springt er als eerste uit de ban of wie wordt er buitengesloten? Omdat niemand de eerste wil zijn, komt het geheel niet echt van de grond.

De première van het Ballets Russes in 1913 loopt uit op een rel. Vooral de muziek die niet langer op de melodie stut, maar op de ritmesectie zorgt voor schandaal. Over de dans vraagt men zich af of het nog wel dans te noemen is, zo wild stampend als deze dansers zich voortbewegen, gekleed in primitieve boerenkleding.

Nadat Diaghilev Nijinsky ontslaat, omdat deze stiekem is getrouwd, neemt hij Fokine weer aan. Deze bedingt dat zolang hij weer in dienst is er geen stukken van Nijinsky worden opgevoerd. Toch wil Diaghilev enkele jaren later De Sacre weer opvoeren. Nijinsky’s geestelijke gezondheid is dan al zo slecht, dat Diaghilev Massine vraagt voor de opvoering in 1920. De eerste ‘restaging’ van een nu al lange traditie waar In Bloom deel van is.

Deze Sacre zorgt niet voor een schandaal. Het duurt zelfs even voor ze op gang is gekomen.

De dansers hebben duidelijk allemaal een andere achtergrond. Dat zorgt in eerste instantie samen met de verhullende en wapperende kostuums en het vele gesleep met lampen, tafel en stoelen voor een rommelig en druk geheel.  Wanneer de dansers even los mogen van de groep zien we pas echt hun potentieel. Zwierende windmill’s op de grond, zachte dead drops, pantsula pasjes (heel snel voetenwerk), wacking, old skool breaking. Kortom een gezelschap met een rijke variëteit, die helaas niet voldoende uit de verf komt.

Wel komt de solo van de danseres in het groen uit de verf. Ze laat haar lichaam vloeiend en elastisch tussen twee en driedimensionaal bewegen. Haar hele lijf golft op dezelfde, doorgaande flow. Achter haar zijn de zes statieflampen neergezet. Ze ziet er niet uit als een uitverkorene of maagd. Eerder als iemand die weet wat ze waard is.

Door het stuk heen zijn de op hiërogliefen geënte bewegingen van Nijinksy uit Le Faune (de iconische pose) verweven, die verrassend goed tussen het Urban vocabulaire passen. Maar de wilde extase is hier wat getemd. Geen offer ook. Wel voelt het einde als het einde van een lange clubavond, de extase reeds voorbij. Van ongemakkelijke tieners naar vermoeide clubbers. Maar in de vermoeidheid vinden ze elkaar, de groep, het geheel. Een laatste dreiging komt van het balkon, waar een vallende lamp als een zwaard boven de groep zwiert. Een cliffhanger.