De Israëlische choreograaf Hofesh Shechter toont zijn “Grande finale” bij het Schrit_tmacher festival in Heerlen.


Door Nicole Strecker

vertaling Lisa Reinheimer

 

Een dansvoorstelling als een alarmsignaal. Geluid, energie en frequenties zwellen steeds dreigend aan. Hartkloppingen. Paniek. Dan neemt dit exces langzaam weer af. Uitademen. Ontspannen, in ieder geval voor een moment. De geschiedenis als een cyclisch proces. Tegen beter weten in loopt de menselijke cultuur altijd weer uit op oorlog, gevechten en catastrofen. Steeds weer kiest de mens voor geweld als oplossing voor acute problemen, soms met zelfvernietiging tot gevolg. En overduidelijk haalt de meest begaafde choreograaf van deze tijd, Hofesh Shechter, geboren in Israël en woonachtig in Engeland, hier de fase van aanzwellende conflict-escalatie aan. De mensheid verzamelt zich voor een dodendans. Een zwarte monoliet doemt op het toneel op als een overgrote grafsteen. Nevel zweeft griezelig boven Shechters begraafplaats. Een enkele schijnwerper belicht als een goddelijke lichtstraal een eenzame mens. Hij knielt voor een moment in stille aandacht voor de steen. Dan zakt hij ineen. Dat was het dan. Bidden en gedenken helpt de laatste mens niet meer. De dood regeert over het wereldtoneel.

Hofesh Shechter - Grand-Finale-®Rahi-Rezvani

Hofesh Shechter – Grand-Finale-®Rahi-Rezvani

De dood hoort bij de dans zoals muziek. Sinds mensenheugenis hebben de mensen met dans tegen dit kwade spook gerebelleerd en was choreografie op die manier altijd al een exorcismepraktijk. Het lukt Shechter om een bijzonder krachtig en onderhuids politiek dansrequiem over onze samenleving te maken. Hij imiteert nergens concrete oorlogs- of catastrofebeelden, maar steeds lichten er momenten op die onherroepelijk tot associaties van bekende media iconen uitnodigen.

Daar staat een Aziatische danser met wijd opengesperde mond en even roept dit moment het beeld van de wegrennende napalm-kinderen tijdens de Vietnamoorlog op. Daar marcheert een militant-agressieve meute voor een muurblok. Natuurlijk, we weten dat de choreograaf uit Israël komt, het land me de veel omstreden muur. Shechter verandert een yoga-mediatiegroep in een krijgskunst-kamp, want hebben niet ook de boeddhistische monniken de laatste tijd hun roep als zachte, vredelievende religievertegenwoordigers verspeelt? Hij toont groepen mensen die zo zwalken alsof ze midden op zee zitten, alsof het een vluchtelingenboot is. Nee, eigenlijk is het alsof Shechter de hele samenleving op een boot heeft gezet, die in een storm haar eigen ondergang tegemoet vaart. En zoals het beroemde orkest van de Titanic, begeleidt een sextet van cello, viool, gitaar, melodica, fluit en percussie het geheel live met zachte en treurige muziek. Hoewel elektronisch ondergraven door zware bassen en beats die de solarplexus van de toeschouwers laat vibreren.

Al een tijdje kennen we Hofesh Shechter als meesterregisseur van agressieve Apocalyptica met een unieke bewegingsstijl. Altijd een beetje ineengedoken, altijd licht verend in de knieën, steeds onberekenbare moves en met een snelle attack. Ditmaal verbindt hij opvallend genoeg de agressiviteit met zachtheid en elegantie. Zo mooi en sensitief kunnen terreur en verderf zijn. Daarbij zijn Shechters fantastische dansers altijd in alles tegelijk; fanatiekeling en oorlogsinvalide, dader en slachtoffer, held en, bijzonder pakkend, lijk. Dat is nieuw in Shechters choreografische repertoire: De omgang met het levenloze lijf. Zo telt het moment waarop de mannen zachtjes de vrouwen betreuren en hen vervolgens over het toneel slepen als een van de sterkste en meest verbluffende van de avond. Ook omdat Shechter laat zien hoe onmogelijk zwaar zo’n sierlijke danseres is wanneer alle spieren zijn verslapt. De doden zijn ons tot last. Zelfs als lijk heeft de mens nog een weerbarstigheid die iedere hoop onderdrukt. Zo blaast Hofesh Shechter richting “Grande Finale” en trekt de toeschouwers mee in dit uitzichtloze gevecht tegen de afgrijselijke demonen, die uiteindelijk toch van mens tot mens is. Maar natuurlijk komt een echte Shechter niet zonder een klein beetje cynisme tot zijn einde. Kort voor de pauze regent het uit de bühnehemel glinsterende zeepbellen. Het kapelletje fiedelt in een eindeloze loop het walsje “zwijgende lippen’ uit Franz Lehárs Operette “Die lustige Witwe” (de grappige weduwe). Net zo lang tot ook het publiek meedeint op “heb mij lief”. En dan is het tijd voor een overweldigende Shechter-slag tegen deze escapadische kitsch. Tijd om te beseffen wat we eigenlijk allang wisten, dat we walsen op het scherpst van de snede.