Schrittmacher in Heerlen: Michael Clark Company uit Engeland is te gast met to a simple, rock ‘n’ roll…song.

Nachtkritiek

Nicole Strecker

vertaling door Lisa Reinheimer

Dit moet de Bad Balletboy zijn? De Post-Punker van de academische dans? Wat er op het toneel van choreograaf Michael Clark te zien is, lijkt meer op een Playmobiel-setting (Thema: De Ruimte) van een dwangneurotische ordeningsgek. Iedere beweging is een pose. Iedere pas een plaatsing in de ruimte. Ongelofelijk precies en gereguleerd. Geen enkele keer kwamen de dansers in een flow terecht. Op geen enkel moment laten ze zich – God beware! – een beweging ontvallen. Met ernstig gestemde gezichten, militaristisch gescheiden mannenhaar, strakke vrouwenknotten en maximaal gestrekte ledematen exerceren zij Clarks indrukwekkend rijke bewegings-bouwstenen. Heilige houding, vrome vorm, en toch, ja: merkwaardig.


Aan het begin van 1980 breekt de in Aberdeen, Schotland geboren Michael Clark uit de balletwereld uit. Tot dan toe geldt de leerling van de Royal Ballet School uit Londen en danser van des Ballet Rambert als een ongewoon talent. Een balletprins, misschien wel een nieuwe Nurejev? Nee. Clark richt zijn eigen gezelschap op, danst op muziek van de Sex Pistols, Iggy Pop en T. Rex of The Wire in blote billen en dildo’s. In Duitsland verlegt op dat moment William Forsythe het ballet vocabulaire. In schotland mixt Clark de klassieke dans met Amerikaanse Post Moderne dans van onder meer Merce Cunningham met Britse Punk en Glamrock. In de film
Prospero’s Books van Peter Greenaway gefoezeld Clark als het kaalhoofdige beest Caliban zijn manneligkeit ( D: Gemächt) en spreidt dan toch zeer elegant zijn lange balletbenen. Het hoogtepunt uit deze excentrieke filmorgie.

Dan komt de val. Drugs, depressies, terugtrekking van het toneel. Vandaag de dag is hij een levende legende – en wijdt nu zelf een driedelige hommage aan een aantal door hem vereerde legenden. Dansmentoren als Merce Cunningham, Yvonne Rainer en Frederick Ashton. Muziekiconen als Erik Satie, John Cage, David Bowie.

©Hugo Glendinning

Act I: Satie Studs/Ogives Composite. Zo noemt Clark het eerste deel op muziek van Erik Satie. In strakke zwart-witte catsuits, zoals de toetsen van een piano en natuurlijk een beetje zoals in Merce Cunningham’s Beach Birds, staan de dansers geordend rechtop op het toneel. Tegelijk met de eerste maten van de muziek laat Clark hen eindeloos op een been balanceren en celebreert daarmee een soort Ballet-Yoga, die iedere wankeling, iedere trilling, iedere knik in de lijn blootlegt.

Wat gemeen tegenover de dansers! Maar toch, de dreigende wankelingen laten ook zien hoe zwaar het is om een danser te zijn, hoe kwetsbaar de mens op een toneel is. En ook: hoeveel kracht Michael Clarks monumentale en complexe stijl kost. Draaien waarbij het hoofd in de andere richting wijst, spagaatsprongen met extreem zachte landingen, naar opzij gekiepte torso’s. Überhaupt hoe het lichaam steeds in contrapunten wordt georganiseerd. Een plankpositie, het gestrekte lichaam steunend op de onderarmen, waarbij twee dansers de benen van de liggende secondenlang pijlrecht omhoog houden, alsof twee synchroon schoonspringers in hun duikvlucht bevroren in de lucht hangen. Het is fantastisch hoe Clark het materiaal van de Post Moderne dans opnieuw monteert en ook dramatiseert. Bijvoorbeeld wanneer de pianiste van de muziekopname met boze vertwijfeling op de pianotoetsen hamert en op het toneel iedere developpé tot een existentieel drama wordt.

To-a-simple-Rock-n-Roll-Song-Bowie-Hommage-Michael-Clark-Company – Foto-Anja-Beutler


Wanneer we in
Act I het choreografische genie voldoende hebben bewonderd, jaagt Clark zijn perfect gedresseerde ‘danspaardjes’ over de bühne. Op Patti Smith’s Land van het album Horses en door de enorme lichtkolken van Charles Atlas, dansfilmer en belangrijke medewerker van Cunningham. Uit rondwervelende getallen creëert Atlas psychedelische zwart-wit patronen. Ja, een heel eigen kosmos, uit mathematische proporties die tegelijk aan Pythagoras’ sferenharmonie doet denken als aan ons huidige digitale parallelle universum dat uit een simpele binaire code bestaat, dus ook uit het getal nul. Die laat Atlas iedere keer opnieuw heel prominent uitdijen tot een gigantische ovaal. Een zwarte zon die op ons af geraasd komt, een gat, een niets, dat onze wereld beheerst.

Een grootse lichtinstallatie, Patti Smiths poëtisch-rauwe rock en Michael Clarks enorm consequent geformaliseerde, bizar gedrilde sexappeal van vooruitgeschoven heupen (alleen al vanwege dit stuk moet je dit in 2016 gecreëerde stuk gezoen hebben. Dit stuk was in Duitsland al te zien in Hamburg en Berlijn en opende nu het Schrit_tmacher festival-deel in Heerlen, Nederland). In dit tweede deel vermengen zich concrete beelden met de dans. Gestes als het doorsnijden van de keel, hints van homoseks, een man strijkt zijn hand door zijn haar zoals in Thin White Duke van David Bowie. Dit is slechts een voorbode voor het laatste deel van de avond: Act III: my mother, my dog, and CLOWNS! Op muziek van Bowie.

In astronaut zilveren balletpakjes eren de dansers het in 2017 overleden popidool met een eigenzinnig requiem. Meermaals duikt er een in zwartgeklede vrouw op, die als een gesluierde grafsculptuur diagonaal over het toneel schrijdt. Clark begint met de song Blackstar, afkomstig van het album dat Bowie kort voor zijn onverwachte overlijden uitbracht. De zwanenzang van de eeuwig bovenaardse ruimtereiziger. Aan het einde van de song Aladdin Sane draait de piano zo door, als ware het de jazz-dubbelganger van Erik Satie.

Zo gaat dat dus. Zo kom je via de Franse, ironische, eenvoud van Satie naar de Britse Rock en Glamrock. Michael Clarks to a simple rock’n‘ roll… song is een retrospectieve ballet utopie. Een vrolijk makende treurdans, een abstract gecontroleerd begeren. Een stuk vol tegenstellingen en ook niet helemaal van deze wereld. Of, om het met het lievelingswoord van Start Trek-puntoor Dr. Spock te zeggen: fascinerend.

Michael_Clark_Foto_AnjaBeutler